‘Een dozijn koffiekoeken’ vroeg de man met de zwarte krullen aan de mevrouw achter de toog. Zij is gekleed in een turkoois bloesje met korte mouwen en een zwarte halflange rok. Daarboven draagt ze een witte schort met in bruine, sierlijke letters Bakkerij De Vriendt op gestikt. Een veeg poedersuiker bevlekt de hoofdletter D en tegen het einde van haar dagtaak zullen ook andere letters nog het slachtoffer worden van vegen chocolade of andere zoetigheden
.
Ze neemt een karton en plooit deze in de vorm van een doos. Op de zijkant staat 12p. vermeld. In zo’n doos passen nooit twaalf personen bedenk ik me telkens als ik dat zie. Een flauw mopje, weet ik. De bakkersvrouw keert zich weer naar de man en vraagt vriendelijk: ‘Enige voorkeur mijnheer?’ Hij staart even naar het niets en het lijkt alsof hij hierover nog niet heeft nagedacht. ‘Neen’ antwoordt hij dan toch en voegt eraan toe: ‘ Het moeten er gewoon een dozijn zijn.’
De vrouw neemt twee tompoezen en twee hoorntjes uit de etalage. Daarna schikte ze vijf koeken met glazuur en rozijnen in de doos. Twee ronde en drie langwerpige. Ze maakt de klus af met drie eclairs en begint luidop te tellen: ‘Een, twee drie …, elf, twaalf. Wenst U nog iets mijnheer?’ De man kijkt de vrouw streng aan en zegt: ‘Ik had een dozijn koffiekoeken besteld en u telt er maar twaalf?’ De frons op haar gezicht spreekt boekdelen. Zou hij dit menen? ‘U wilt er eentje extra?’ rolt er vriendelijk over haar lippen. ‘Neen’ zegt hij weer streng en vervolgt: ‘Ik wil er GEEN extra. Ik wil gewoon een DOZIJN koffiekoeken.’ Zij weet even niet waar ze het heeft en hij blijft stoïcijns kalm.
De toogdame schuift terug richting kassa, doet de doos dicht en begint af te rekenen. De man legt zijn rechterhand op het deksel en vraagt: ‘Mevrouw?’ Haar antwoord komt zoals steeds vriendelijk terug: ‘Mijnheer?’. ‘U hebt slechts twaalf koffiekoeken in deze doos gestopt en ik wil echt heel graag een DOZIJN koeken mee naar huis’. Haar geduld raakt nu toch stilaan op en ze wordt een beetje zenuwachtig. Ze kijkt voor zich uit naar de wachtende rij klanten en daarna gluurt ze snel even naar buiten alvorens de man in zich op te nemen. Nog steeds op een vriendelijke toon vraagt ze: ‘Is dit de verborgen camera of zo? Bent U van de televisie?’
Nu verliest ook de man stilaan zijn geduld. ‘Neen mevrouw, ik ben niet van de televisie en dit is geen verborgen camera en ik snap ook niet dat een bakkerij zo’n dom wicht in de winkel durft zetten. U weet nog niet eens hoeveel koeken er in een dozijn zitten!’ De mevrouw deinst even achteruit omwille van de verbale aanval maar ze herstelt zich snel en antwoordt: ‘Meneer, er zitten twaalf stuks in een dozijn bij mijn weten en ik heb voor U twaalf stuks in deze doos gestopt. Ik zou nu heel graag met U afrekenen want er staan nog klanten te wachten.’ Ze begint opnieuw te tikken op haar kassa en presenteert hem de rekening voor twaalf koffiekoeken. Als een standbeeld blijft hij staan zonder aanstalten te maken om ook maar enige Euro op de toonbank te leggen. Achter hem stijgt er wat gemopper en gegrinnik op.
‘Het spreekwoord luidt: Dertien in een dozijn’ zegt hij plots. Eén iemand in de rij wachtende klanten proest het uit terwijl een ander een diepe zucht slaat. De verkoopster zelf blijft kalm maar haar ogen zoeken weer angstvallig in het rond naar mogelijke verborgen camera’s. Moet ze nu echt de moeite doen om in een volle bakkerswinkel uit te leggen wat een dozijn is? Ze doet toch een poging: ‘Als dertien in een dozijn, is een spreekwoord dat betekend dat alles er hetzelfde uitziet. Het maakt niet eens uit over hoeveel stuks het gaat als je dit spreekwoord gebruikt. En in werkelijkheid bestaat een dozijn effectief uit twaalf stuks, net als in deze doos mijnheer. U hebt van mij dus wel degelijk een dozijn koffiekoeken gekregen dus als U nu zo vriendelijk wil zijn om te betalen zodat ik de rest van de klanten kan bedienen, …’
Hij begint aan zijn wederwoord tegen de bakkersvrouw en ik bedenk me dat ik hier nog wel even in de rij zal staan. Ik tel het aantal klanten voor me. Een lief oud mevrouwtje met een bloemetjesjurk is één. De grijze mijnheer met de snor, twee. Een jong ventje van een jaar of tien is nummer drie …, mijn buurman op zijn bruine sandalen is twaalf. Nummer dertien is de man die nog steeds zijn betoog aan het voeren is. Een dozijn dus.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten