maandag 24 oktober 2011

ROADTRIP NAAR GRAZ

Enkele werken geleden zat ik op vrijdagmiddag op mijn werk de loting te volgen van de Uefa Europa League. Vol verwachting van de 'topteams' die mijn favoriete club zou loten bedacht ik dat het toch wel leuk zou zijn om naar pakweg Spanje of Italië te kunnen trekken. Echter het werden het failliete Griekenland met AEK Athene; het verre Rusland met Lokomotov Moskou en de onbekende Oostenrijkse club Sturm Graz. Niet meteen een uitdaging om een uitwedstrijd mee te pikken. Ik stuurde de loting door naar mijn beste kameraad Geert en kreeg meteen een sms-je terug met de melding: "Oostenrijk is nog te doen met den auto hé maat?" Ik dacht zelf van "Ja misschien wel maar we zien wel.

De kalender nadien bleek ook enorm mee te vallen en zodoende probeerde Geert op alle mogelijke manieren via diverse supporterclubs aan twee tickets te geraken. De moeite was tevergeefs want als niet-lid raak te tegenwoordig nergens meer aan de bak en zodoende had ik de hoop al opgegeven. Geert echter ging door en bestelde toch tickets via de site van Sturm Graz zelve waardoor ik kon beginnen om de rest van onze trip te plannen. Enkele dagen later wast ons gastverblijf geboekt en hadden we samen al gekeken hoe ver het was en waar we tussenstops zouden inlassen.

We vertrokken vorige woensdagnacht rond de klok van vieren aan onze trip die net over de 1300 km zou duren. Ikzelf had de avond voordien nog even chef-kok gespeeld en voor ons beiden een superlunchpakket samengesteld dat bestond uit boterhammekes met spek en eieren. Acht boterhammen per persoon om de eerste dag een eindje door te komen. De eerste kilometers gaan, ondanks de gietende regen, goed maar van zodra we stopten en ik het stuur overnam begon de miserie. Stau, Stau, Stau ofte in het nederlands File, File, File. Na enkele uren en de laatste boterhammetjes pakt Geert weer over en samen rijden we door naar onze eerste stop in Garmish-Partenkirchen. 

Mooie omgeving daar in Garmish en ik zou er zeker nog eens naartoe willen als er misschien wat meer sneeuw zou liggen. We zoeken even naar het Olympisch Stadion van de Spelen van 1936 en vinden het na enkele minuten rondtoeren in het kleine stadje. De schansen lijken van op de parking niet eens zo indrukwekkend maar eens binnen lijken ze toch hoger en knapper dan we beiden eerst dachten. Geert neemt wat foto's van de omgeving en we wandelen wat rond. Leuk om een indruk te krijgen van iets wat je al zo vaak op tv hebt gekeken. We nemen beiden ter plaatse een opkikker in de vorm van een espresso in het plaatselijke cafeetje waarna we onze weg vervolgen. 

Stop twee lag ook nog steeds in Duitsland en noemde Berchtesgaden. Berchtesgaden? Wie, wat waar, wanneer? Hitler, Adelaarsnest en buitenverblijf Kehlsteinhaus, Obersalzberg, van 1933 tot 1953. Voila die vragen zijn beantwoord. We komen echter pas om 17h15 aan en we vinden een verlaten parking. Teleurgesteld stappen we uit om tot de constatatie te komen dat de laatste bus reeds vertrokken is richting het Kehlsteinhaus en dat ook de expositie een kwartierje eerder de deuren heeft dicht gedaan. Er zit niets anders op dan door te rijden richting Graz volgens mij en ik stel voor om onderweg nog iets deftigs te gaan eten. Geert is echter niet te vermurwen en haalt het in zijn hoofd toch de berg op te rijden richting het buitenverblijf. "Misschien zien we wel iets of zo" is zijn motto. Mijn reactie is: "Het wordt donker en vermits je langs een 124 meter lange koker naar een 124 meter hoge lift moet die naar het huis leidt denk ik niet dat je van op de weg ook maar iets te zien zal krijgen. Ze leggen niet voor niets bussen in toch?"

Ik laat de keuze aan hem en we rijden naar boven maar al na enkele bochten wordt mijn vrees bewaarheid. Het was echter niet de invallende avond die mijn vermoeden bevestigde maar wel de dichte mist rond de Beierse bergen. Je zag amper een had voor je ogen en eerlijk is eerlijk: als co-piloot fungeren op een slingerende bergweg in dichte mist is niet meteen mijn favoriete bezigheid. We komen een klein bordje Kehlstein tegen en stoppen enkele seconden maar beseffen beiden gelukkig dat onze poging tevergeefs is. We rijden door naar Graz en beslissen samen om onze retourplanning om te gooiden. In plaats van op vrijdag het concentratiekamp van Mauthausen te bezoeken doen we een nieuwe poging en komen we terug via Berchtesgaden. We stoppen nog voor een snelle hap bij de McDonalds en arriveren rond half tien 's avonds in ons Gasthof in Graz. We smijten onze spullen af in ons oubollige maar knusse appartementje, kijken nog even wat Champions League en kruipen daarna moe in bed.

Onze dag in Graz zou goed gevuld blijken. Opstaan om iets na acht, ontbijt tegen kwart voor negen. Tanden poetsen, klaar maken en hop tegen 10 uur gaan we op pad het centrum in. Onze eerste bezoekje staat geplanned op de Schlossberg met de wereldberoemde Uhrturm. Schlossberg rijden we op met de kabelbaan maar eens boven sparen we onze benen niet. We wandelen zowat alle paadjes af (komen zelfs een keertje terug op onze startplaats uit) en we bezoeken zowat alles wat er te zien is. Alleen het Schloss zelve vinden we niet meteen. Op de kaart lijkt deze ook boven op de top te liggen maar eens we afdalen richting de stad zelf valt onze euro dat het eigenlijke Schloss geen echte burcht is maar vooral een aaneenschakeling van huisjes, cafeetjes en winkels die naadloos aansluiten met de rest van de stad Graz. We wandelen nog éénmaal terug naar boven omdat we per sé via de pittoreske trapjes naar beneden willen. Beneden aan de trapjes besluiten we een frisse pint te drinken en wat te bekomen van de eerste inspanningen.


Volgende doel is de Dom en het Mausoleum van Ferdinand II die vlak naast mekaar liggen. De Dom is het eerste van de twee dat we zien en Geert gelooft eerst niet dat deze eenvoudig uitziende kerk een Dom is. We gaan wel binnen en onze mond valt meteen open van het vele pracht en praal. Terug buiten komen we nog Anderlecht fans tegen die, net als wij, het culturele aan het aangename koppelen. Het was een leuke babbel. We lopen door tot aan het Mausoleum en we komen tot het besluit dat we niet bij het mausoleum staan van Franz Ferdinand van Oostenrijk wiens moord het begin van WO I inluidde maar wel dat van Ferdinand II, voormalig Aarsthertog van Oostenrijk en Keizer van het Heilige Roomse Rijk. Deze benoeming was dan weer wel wel de aanleiding tot de 30-jarige oorlog. Foute persoon, foute oorlog maar wel een impressionante kapel met een prachtige graftombe.

Eens hier buiten is het 15h en hebben we nog een uur of vier tot de wedstrijd begint. We besluiten zoetjesaan richting stadion af te zakken en onderweg wat viskes te gaan eten. Daarna komen we nog het Waffenmuseum tegen vermits we nog wel tijd hebben nemen we een kijkje. Leuk, tof maar na drie verdiepingen harnasse, helmen, musketten en oude handwapens hebben we het wel een beetje gehad. Wel nog even een cadeautje kopen voor de vriendin die thuis is achter gebleven en dan toch richting stadion stappen. We wippen meteen de fanshop binnen waar ik naar goede gewoonte een shirtje van de thuisploeg koop. Geert investeert in een sjaal als aandenken en we drinken daar aan één van de standjes een frisse Puntigamer pint. Puntigamer is niet voor niets de sponsor van SK Sturm Graz. Enkele Belgische politiemannen sporen ons aan hen te volgen want 'het is hier seffes niet meer veilig zenne mannen". We drinken er nog ene in gezelschap van medesupporters in een shoppingcenter bij het wereldbekende Hooters en besluiten om kwart na zes toch zoetjesaan op ons gemak af te zakken richting onze plaatsen. We ondervinden nergens een probleem en vinden onze plaatsen meteen.

De match op zich is een beetje een eitje al geeft de man in het zwart vrij snel wat goedkope gele kaarten. Anderlecht is de betere ploeg maar kan de kleine kansjes niet afmaken. Sturm speelt goed in blok en prikt wat tegen zonder veel erg. In de tweede helft keert het tij op twee minuten als eerst Gillet profiteert van een mistasten van de Sturm doelman en een tegenstander meteen erna dom een tweede geel karton pakt. (al was dus vooral die eerste gele kaart wat dom en onverdiend). We malen er niet om en genieten van de sfeer en de match. Mooie actie van Suarez voor 0-2 en de anderlecht aanhang gaat aan het vieren. Wij zitten in een Graz vak en houden ons uiterlijk rustig al was het innerlijk vooral een gelukzalig gevoel. Feestjeuh. Na de match te voet naar huis; een wandelingetje van een uurtje met een McDonalds tussenstop; en daarna quasi meteen tussen de lakens.

Op vrijdag gaan we eerst snel shoppen in de plaatselijke Spar en ik zie de oude getrouwe Tender cakejes liggen. Ik had het er enkele dagen eerder nog over tegen mijn vriendin en ik neem een pakje mee. Ze zal weer kunnen snoepen. Weg zijn we en opnieuw richting Berchtesgaden. Het weer zit alvast mee. Koud maar droog. Geert en ik moeten beiden pipi doen bij aankomst en we gaan de tentoonstellingsruimte in vermits daar de toiletten zijn. Daarna doen we op ons gemak de toer en lezen we met veel belangstelling de pancartes en bekijken we de vele foto's. Ik bemerk, vlak voor we de ondergrondse bunkers in gaan dat het reeds kwart na drie is en dat we niet te lang moeten treuzelen om de laatste bus richting het Kehlsteinhaus niet te missen. Kwart voor vier staan we beiden met onze mond vol tanden voor een gesloten kassa aan de busstopplaats. Nächste Abfaht: 9h20; nächste ruckfahrt: 16h00. Fuck we hebben een tweede keer de laatste bus gemist. Grüss Gott mijn kloten. Zwaar teleurgesteld rijden we nogmaals naar de Oberfsalzberg maar deze keer mogen we gewoon niet door. Slagboom toe en Geert krijgt nul op het rekest als hij nog even aandringt.

Hij hoopt nog even door een andere weg te nemen maar ook dat is qua WO II toerisme niks waard. We komen wel toe in een zeer gezellig bergdorpje en een supergezellige Stube met een knappe Duitse Alpenmadam. We drinken er ééntje en bestellen dan maar ne grote pepersteak met rösti. Njam njam, lekker eten en leuke omgeving. Ik bemerk dat ik naast wat uitgesneden lieveheersbeestjes zit en besef dat ik om diverse redenen (ja die beestjes hebben voor bepaalde mensen een speciale betekenis) een enorm gelukkig leven leid. 

Daarna zetten we alle twee ons hoofd weer richting België en vangen we de laatste 900km richting thuis aan. We wisselen wat sneller af achter het stuur omdat we beiden redelijk moe zijn op den duur en dat liet zich wel even gevoelen in de onderlinge conversaties. Er werd vooral gesnurkt en geslapen door de co-piloten. We wisselen stukken waar we 160 vlammen af met wegenwerken waar 80 het motto is. In Eindhoven blijkt dat onze GPS niet bijster bij de pinken is en ik rij blindelings fout. We tanken, Geert pakt over en rijdt dankzij een oerdomme gps ook nog wat in het wilde weg rond tot we Veldhoven en Waalre herkennen op de bordjes en we weten dat we eindelijk op de goeie weg richting Turnhout zitten. Half vier arriveer ikzelf thuis in mijn appartementje en val voldaan in slaap in mijn eigen bedje.

Het was een leuke trip samen met mijn beste maatje en we doen dit zeker nog over. Alleen dan een locatie zonder bergen in de buurt, we bezoeken geen buitenverblijven meer van dictators en we kiezen geen wegen die langs Eindhoven lopen. Kortom trip geslaagd  !!!!

vrijdag 7 oktober 2011

ALLE KLEUREN VAN DE REGENBOOG - V - VERDORIE


HOOFDSTUK V: VERDORIE

“We moeten nog naar de maan” zei Perkamentus “maar ik weet niet of jij zo hoog kan vliegen?” Skrip pufte even wat warme lucht naar Perkamantus en antwoordde dat geen enkele draak zo ver en zo hoog kon vliegen dan hijzelf. “Al denk ik niet dat ik tot aan de maan kan vliegen” voegde hij er snel aan toe. Teleurgesteld legde hij zijn kop op zijn voorpoten. “Dan lossen we dat toch op” riep Perkamentus enthousiast en hij rende naar de dichtstbijzijnde boom en hief zijn toverstok hoog in de lucht. “Pim Pam Pet, verander in een raket” riep hij terwijl hij met zijn toverstok draaiende bewegingen maakte. De boom kraakte en schudde en veranderde stukje bij beetje in een ruimteraket die plaats bood aan hen beiden. De blaadjes waren van de boom gevallen en vouwden samen tot twee ultramoderne ruimtepakken. “Whoohoow, we gaan naar de maan” brulde Skrip en hij sprong vol enthousiasme in zijn ruimtepak. Perkamentus volgde zijn voorbeeld en ze kropen in de cockpit van hun gloednieuwe raket. De tovenaar zette zich aan het stuur, draaide hier en daar aan wat knopjes en weg waren ze. De reis duurde twee dagen en twee nachten en dus hadden Skrip en Perkamentus tijd genoeg om nog wat uit te rusten van hun voorbije avonturen.
De raket landde voorzichtig op de maan en ze keken nieuwsgierig door het raampje naar buiten. Geen van beiden was ooit al op de maan geweest dus wisten ze niet of de maan al dan niet bewoond was. Na eventjes rondgekeken te hebben over het maanlandschap stapten ze eindelijk uit en meteen hoorden ze een klein piepstemmetje. “Ha het wordt tijd dat jullie uitstappen verdorie. Ik sta hier al meer dan een uur tegen jullie te roepen en jullie hoorden mij daarbinnen blijkbaar niet! Kunnen jullie niet een keertje uitkijken waar jullie je raket landen verdorie want jullie hebben mijn maanhuisje bijna om zeep geholpen. Wie zijn jullie eigenlijk want jullie zien er verdorie maar rare kwibussen uit hoor, …” Het kleine witte mannetje ratelde en ratelde maar door en Perkamentus kon er geen speld tussen krijgen. Hij besloot dan maar te luisteren tot het mannetje gedaan had met kletsen. Het ging van verdorie hier en verdorie daar en verdorie zus en verdorie zo. Toen het mannetje uiteindelijk uitgebabbeld was lukte het Perkamentus om eindelijk iets aan hem te vragen. “Wie ben jij?” vroeg hij. “Tss tss dat je dat nog niet door hebt verdorie. Ik ben Verdorie, het mannetje op de maan” zei Verdorie en weer stak hij een heel verhaal af over hoe hij op de maan terecht was gekomen en waarom hij precies Verdorie noemde. Nadat hij weer was uitgebabbeld vertelde Perkamentus hem waarom hij precies op bezoek kwam naar de maan en vroeg hem of hij wist welke kleur hij op de maan moest tevoorschijn toveren. “Verdorie nog aan toe” zei Verdorie “dat is een heel lang verhaal. En ik dacht dat ik veel kon babbelen. Maar om op je vraag te antwoorden weet ik echt niet welke kleur je hier moet tevoorschijn toveren hoor. De maan is wit en wat wit was is wit gebleven dus neen ik zou het niet weten. Behalve wit hebben we hier geen andere kleuren verdorie….” En weer was het kleine witte mannetje vertrokken en vertelde hij Perkamentus weer een heel lang verhaal waarom de maan precies wit zag en waarom er geen andere kleuren op de maan te vinden zijn. Met al de lange verhalen van het mannetje op de maan werd het snel laat en Perkamentus werd moe van al het luisteren. Hij nam afscheid van Verdorie en kroop terug in de cockpit van de raket om een dutje te doen. Verdorie zelf kroop in zijn huisje, knipte het maanlicht uit en sliep. Op aarde werd het dag.
Toen het uren later weer nacht werd op aarde stond Verdorie op en knipte het licht weer aan. Door het maanschijnsel werden ook Skrip en Perkamentus wakker en de tovenaar besloot nog eens met het mannetje op de maan te gaan praten. Ook Skrip wilde zijn poten een keertje strekken en zette mee voet op de maan. Verdorie stak meteen van wal “Ik heb vannacht nog eens nagedacht maar zou echt niet weten welke kleur je hier moet toveren hoor dus ik denk dat je verdorie nog aan toe op een foute plaats bent aanbeland …” Weer taterde het mannetje erop los en Skrip begon zich al gauw te vervelen en wandelde wat in het rond. “Eureka” riep de draak plots en Perkamentus en Verdorie liepen hem achterna om te kijken waarom Skrip zo uitbundig was. Skrip stond naast de raket met zijn poot richting de aarde te wijzen. “Kijk, kijk daar” riep hij uit. “Zien jullie niets mis aan onze planeet?” Hij huppelde op en neer en bleef richting de aarde wijzen. Nog voor Perkamentus kon antwoorden stak Verdorie weer van wal. “Ja, dat is de aarde, die mooie planeet waar jullie vandaan komen verdorie nog aan toe. Mijn favoriete planeet ook want er is zoveel te zien op de aarde. Al die geuren en kleuren. Of wacht even. Het was de mooiste planeet die er was want vroeger zag ze mooi groen en blauw en zo maar enkele dagen geleden verdwenen plots alle kleuren verdorie en werd ze zo grijs als Mercurius en dat vind ik maar een lelijke planeet. Daar is nu eens niets te zien verdorie. Maar enkele dagen geleden kleurde de aarde toch weer groen en ook een beetje rood en zo en dat was wel weer heel mooi al mis ik toch het blauw van de oceanen en de zee en de lucht en eigenlijk ook het heelal want blauw heb ik nog niet terug gevonden en nu kan ik verdorie ook de sterren en zo niet zo goed meer zien en sterren kijken deed ik toch zo graag…”. Terwijl Verdorie maar door en door taterde liep Perkamentus naar de raket om zijn papiertje te halen en zocht de laatste spreuk om het blauw weer tevoorschijn te toveren. “Flie flo flauw. Oceanen vol zalm en kabeljauw missen net als de ochtenddouw het prachtigste blauw.”.
Verdorie zijn getater verstomde plots en hij werd zo stil als een muis. Hij stond daar te kijken naar de aarde waarop de oceanen en rivieren weer hun natuurlijke blauwe kleur teruggekregen hadden. Net als de lucht waarop nu heel duidelijk witte wolken te zien waren. Skrip keek achter zich het heelal in en ook daar werden één voor één alle sterren weer zichtbaar tegen de donkerblauwe hemel. Verdorie kon enkel nog “Verdorie, verdorie, verdorie nog aan toe” mompelen terwijl hij zich de ogen uitkeek naar een wereld die alle kleur weer teruggekregen had. Perkamentus streepte de laatste spreuk van zijn papiertje af en glimlachte even naar de sterren. Een ster knipoogde naar hem en Perkamentus voelde zich even de gelukkigste tovenaar in het ganse universum. Hij en Skrip namen afscheid van het mannetje op de maan en vlogen even later met hun raket terug naar de tovenaarsschool op aarde.
Daar stond Wandeltak hem en Skrip al op te wachten en van zodra ze geland waren werden ze beiden gefeliciteerd met hun werk. Wandeltak zei dat echt alle kleuren terug op aarde aanwezig waren en dat Perkamentus en zijn draak alle mensen en dieren weer enorm gelukkig hebben gemaakt. “Om nog maar te zwijgen van het mannetje op de maan. Die hebben we zelfs stil gekregen” proestte Skrip enthousiast uit. Wandeltak moest er ook om lachen maar omdat het al laat werd was het stilaan bedtijd voor Perkamentus. Zijn meester liet hem en Skrip naar hun kamer gaan. Perkamentus kleedde zich om in zijn oude gele pyjama en stond zichzelf te bewonderen voor de spiegel. “Zou ik het nog eens durven?” dacht hij bij zichzelf en hij nam zijn toverstok in zijn hand. Hij vond zijn pijama nog steeds heel erg lelijk en dacht dat hij wel heel erg dom moest zijn om twee maal dezelfde fout te maken. Het was hem toch gelukt om alle kleuren weer de wereld in getoverd, dus waagde hij het erop. “Bim Bom Bim Bo... “ Skrip trok even een raar gezicht maar Perkamentus verbeterde zich snel. “Verdorie dat ging even bijna fout” zei Perkamentus tegen Skrip. “Dat moet opnieuw: Bom Bim Bom Bim. Wat geel is wordt paars. Bim Bom Bim Bom. Alle kleuren draaien om!” Zijn pyjama kleurde van geel naar het diepste paars dat ooit werd waargenomen. Perkamentus en Skrip kropen tevreden in hun bedje en droomden samen van het leukste geel, het vurigste rood, het hevigste groen, het mooiste blauw, het donkerste oranje en alle andere kleuren die je op onze planeet kan aantreffen.
EINDE 





woensdag 5 oktober 2011

ALLE KLEUREN VAN DE REGENBOOG - IV - MAIKA

HOOFDSTUK IV: MAIKA

Toen Perkamentus de volgende morgen zijn oogjes open deed was Skrip al een tijdje wakker. “Kom op” zei Skrip tegen de tovenaar. “We moeten snel vertrekken want we moeten een heel eind vliegen. En je gaat het leuk vinden denk ik” zei de draak. Skrip had namelijk al op het briefje gekeken wat hun volgende bestemming was en sprong ongeduldig op en neer. Perkamentus rekte zich uit, geeuwde nog een keer en klom op de sterke drakenrug. Skrip sloeg zijn vleugels uit en weg waren ze. Onderweg keek Perkamentus enkele keren om zich heen over de weiden landschappen en keek met tevredenheid naar de diverse kleuren die ondertussen al opnieuw her en der te zien waren. Perkamentus zelf had niet gekeken op het papier en dus was het hem een raadsel waar ze naartoe vlogen. Enkele uren nadat ze opstegen zag Perkamentus plots boven een bergkam een grote grijze rookwolk opstijgen. Een beetje verder steeg een tweede rookwolk op en hoe verder ze vlogen zagen ze meer en meer rookwolken opstijgen. Het leek wel alsof de rookpluimen hen de weg wezen want telkens zagen ze een nieuwe rookpluim voor hen opstijgen. Een half uurtje later bereikten de twee vrienden een grote valei tussen de bergen. In het midden stonden een twintigtal wigwams netjes in twee cirkels opgesteld met in het midden een totempaal beschilderd in groen, geel en rood. Hier en daar waren er nog grijze vlekken te bespeuren en Perkamentus wist dat deze wel zouden verschijnen als hij nog enkele andere kleuren tevoorschijn zou toveren.
Skrip lande net voor de totempaal en knielde neer zodat Perkamentus kon afstijgen. In het drop was het stil en leeg. Zo leek het tenminste want plots kwamen vanuit alle hoeken indianen tevoorschijn met hun bogen en bijlen in de aanslag. Ze omsingelden de tovenaar en stonden klaar om aan te vallen. Eentje had een raar masker op en riep iets in een taaltje dat Perkamentus niet verstond. De indiaan met het masker was het opperhoofd en dacht waarschijnlijk dat onze twee vrienden indringers waren. Perkamentus had geen idee hoe hij hen duidelijk moest maken dat ze in vrede kwamen. Plots dacht hij aan iets. De vertaalspreuk! Ooit had Perkamentus een vertaalspreuk geleerd waardoor hij alle talen in de wereld kon spreken en deze zou hem nu wel goed van pas komen. “Kribbel, Krabbel, Kralen, Ik hoor alle verhalen in alle talen” riep hij luid. “Geef jullie over, wie zijn jullie, indringers, kwade geesten” riep de medicijnman terwijl hij nog steeds in zijn eigen taaltje stond rond te springen voor de neuzen van Skrip en Perkamentus.  Perkamentus verstond hem nu wel an antwoordde: “Haw, ik ben Perkamentus en dit is mijn draak Skrip en wij komen in vrede”. Hij maakte een diepe buiging en het opperhoofd kalmeerde. “Haw ik ben Maika, opperhoofd van de Chiracawa indianen, welkom” Hij maakte een gebaar naar zijn krijgers en ze lieten hun wapen zakken. Maika name hen mee naar zijn wigwam en binnen in de tent van het opperhoofd ze met hem de vredespijp roken. “Ziezo, nu zijn wij vrienden voor eeuwig” vertelde Maika en hij vroeg wat hen naar hun indianendorp bracht. Perkamentus legde uit wat er gebeurd was en wat ze al meegemaakt hadden. Maika moest enkele keren hard lachen. Maika op zijn beurt vertelde dat zijn indianenstam de Chirakawa werden genoemd en dat dat eigenlijk ‘Oranje Krijgers’ betekende maar dat ze zich nu beter bij de Korinata indianen. Korinata betekend “grijze wolven”. “Maar als jij reeds alle andere kleuren hebt terug getoverd kan je misschien onze oranje huid weer terugtoveren?” klonk Maika plots enthousiast. Perkamentus knikte blij en trok het papiertje uit zijn broekzak en begon te zoeken met welke spreuk hij de kleur oranje kon terugtoveren. Onderaan het blad vond hij de juiste toverspreuk en hij liep naar buiten en bleef voor de totempaal staan. Ook alle indianen kwamen naar buiten en gingen rond hem staan. “Totempaal niet volledig. Indianen vriendelijk en vredig. Willen geen roze, purper en geen bruin van kastanje. Maar geef hen een overvloed aan oranje!” sprak de tovenaar. Het mulle zand begon rond zijn benen te krullen en enkele tellen later verschenen de eerste glimlachjes reeds op de indianengezichten. Hun grauwe vel kreeg stilaan weer hun oude vertrouwde oranje kleur en ook de totempaal vulde zich hier en daar met oranje. Er werd gejuicht en gevierd en Perkamentus werd door iedere indiaan uitvoerig bedankt. Ze waren eindelijk weer Oranje Krijgers in plaats van Grijze Wolven. Er brak een spontaan indianenfeest uit met gezang en rondedansjes, met lekker eten en drinken en heel veel mooie kleren en maskers. Skrip en Perkamentus lieten het zich smaken en feestten uitbundig mee tot in de late uurtjes alvorens ze uitgeput in slaap vielen op een lekker zacht bizonvel. Ze werden pas tegen de middag terug wakker en voelden zich een beetje moe van al het reizen en feesten. Ze kregen nog een feestelijk middagmaal voorgeschoteld en na een kort middagdutje onder het warme zonnetje begonnen ze hun laatste reis te plannen.

maandag 3 oktober 2011

ALLE KLEUREN VAN DE REGENBOOG - III - WATERLELIES EN ROZEN

HOOFDSTUK III: WATERLELIES EN ROZEN

Perkamentus kroop op de rug van Skrip en de draak vroeg aan Perkamentus waar hij eerst naartoe wilde. “Geen idee” antwoordde Perkamentus terwijl hij omhoog de hemel in keek. De weinige wolken boven zijn hoofd hingen waren amper te onderscheiden van de lucht want alles hierboven was nog steeds grauw en grijs. Zelfs de zon hing als een grote donkergrijze bol boven hun hoofden. “Weet je wat” zei Perkamentus terwijl hij op zijn lijstje keek. “Misschien moeten we eerst de zon zijn kleur weergeven. En om het geel weer in de wereld te toveren moeten we naar Zuid-Amerika”. Skrip fladderde volop met zijn vleugels en zette koers richting het grote regenwoud en het meer van Mamaseya.. Enkele uren later kwamen ze aan en landde de draak tussen de reusachtige bomen vlak naast het meer. Perkamentus zei tegen zijn draak: “Rust jij maar wat uit Skrip. Ik ga op zoek naar iets of iemand die de kleur geel is verloren en tover deze mooie kleur weer terug de wereld in. Tot straks.” Hij liep de jungle in en ging snel op zoek. Skrip had dorst gekregen van de lange vlucht en bukte zijn hoofd zodat hij van het water kon drinken. “Helaba” klonk het plots. “Helaba, stop met ons water te drinken!” Skrip keek verbaasd op en zag een grijze waterlelie in zijn richting drijven. Hij schudde zijn hoofd en bukte zijn hoofd weer om nog wat meer te drinken. “Stooooooop!” klonk het plots van alle kanten over het water. Nog meer waterlelies kwamen aandrijven en ze omsingelden Skrips hoofd. “Stop onmiddellijk met drinken jij dom groen mormel. Zie je dan niet dat als je van dit water drinkt je volledig grijs wordt? Gisteren hebben wij met zijn allen van dit water gedronken en plots waren wij allemaal onze prachtige gele kleur kwijt. We denken dat het meer vergiftigd is dus stop maar snel met drinken of je schubben worden ook grijs. Voor ons is het misschien te laat maar nog niet voor jou”. Skrip lachte luid en vertelde hen dat het misschien nog niet te laat was om hun prachtige bloemen weer hun mooie gele kleur terug te geven. Hij vertelde hen over zijn ontmoeting met Perkamentus. De lelies luisterden aandachtig met open kelken. Toen het verhaal ten einde was kwam Perkamentus hijgend van tussen het bladerdek gekropen.
“Niks te vinden” zei hij. “Niks wat vroeger prachtig geel was. We moeten ons vergist hebben van plaats lieve draak” en hij zette zich teleurgesteld neer op een opgevallen boom. De draak liet zijn hoofd even rusten naast Perkamentus op de boomstronk en fluisterde stilletjes “Ik heb misschien gevonden wat je zocht Perkamentus. Wat denk je van knalgele waterlelies?”  Perkamentus keek verbaasd op naar Skrip die met zijn hoofd richting het grote meer knikte. De tovenaar stond op en wandelde naar het water waarin ontelbare grijze waterlelies vol ongeduld lagen te wachten. Hij haalde zijn papiertje uit zijn broekzak en las: “Donkel kronkel boenk kabonkel. Lelies zijn er veel. Sprankel sprinkel sproenk. Kleur hen weer helemaal geel”. Enkele seconden later leek het ganse meer goudgeel te kleuren. Alle waterlelies kregen beetje bij beetje weer hun oorspronkelijke gele kleur terug. In een van de bomen begon een gele kaketoe te fluiten en een gele slang kwam al sissend dank je wel zeggen aan de tovenaar. Perkamentus voelde een warme gloed over zich heen komen en keek omhoog naar de nog steeds grauwgrijze lucht. De warmte kwam van de grote gele bol aan de grijze hemel. Blijkbaar had ook de zon weer zijn kleur en zijn warmte teruggekregen. De zon knipoogde blij naar hem en Perkamentus voelde zich gelukkig. Ook de dankwoordjes van de waterlelies deden Perkamentus deugd en hij kreeg meteen zin om door te vliegen naar de volgende bestemming dus namen hij en Skrip snel afscheid  van de waterlelies en ze vervolgden hun weg.
Hun volgende doel was het Rode Plein in grote Rusland. Ze vlogen de grote oceaan over en na een lange en vermoeiende vlucht kwamen ze eindelijk aan op het mooiste plein van Rusland. Althans vroeger was dit het mooiste plein van het land en zou dit inderdaad het rode plein hebben genoemd maar nu zag het, op wat groene bomen en gele vlaggen na, zo grijs als een muis. Midden op het plein stonden er een jongen en meisje wat sip in het rond te kijken. Perkamentus was nieuwsgierig wat de twee jongelingen daar uitspookten, sprong vlug van Skrips rug op de grond en wandelde naar het verbaasde koppeltje. “Hé, hoe heten jullie?” vroeg de tovenaar. “Igor en Isabella” antwoordde de jongen die met een bange blik de draak in het oog hield. “Nog nooit een draak gezien?” vroeg Perkamentus met een lachje. “Euh, neen” zei Igor. ”Je moet niet bang zijn hoor. Hij is in een goed humeur en dan doet hij geen vlieg kwaad. Maar pas op als hij slecht gezind is want dan blaast hij met zijn hete adem alle gebouwen hier op het plein in één keer weg”. Perkamentus moest lachen met de angstige blikken van Igor en Isabelle en zei tot slot dat hij maar een grapje had gemaakt en dat Skrip de liefste draak in gans de wereld was. Skrip zelf had zich met zijn kop op zijn voorpoten neergelegd aan de rand van het grote plein en was reeds in een diepe slaap verzonken.
“Ik ben hier toch op het Rode Plein?” vroeg Perkamentus aan Isabella. “Mjah” antwoordde ze “Het is te zeggen. Dit was het rode plein tot er gisteren net een grote golf grijze verf over werd gegoten. Er gaan al stemmen op om dit het grijze plein te gaan noemen.” Perkamentus luisterde aandachtig. “Dit alles gebeurde net op het moment dat Igor mij op deze romantische plaats ten huwelijk wilde vragen. Hoe kan ik nu nog met Igor trouwen als alles er grauw en grijs uit ziet? Zelfs mijn hart lijkt een beetje grijs geworden. Niet dat ik niet meer van Igor hou maar het is toch allemaal een beetje anders dan dat we gehoopt hadden” Igor stond erbij alsof hij het ook allemaal niet goed meer wist en knikte om Isabella’s verhaal te bevestigen. Hij vertelde aan Perkamentus dat hij Isabella nog steeds ten huwelijk wilde vragen maar alleen als de wereld en hun harten weer mooi rood zouden kleuren. “Daarstraks hebben we gezien dat de bomen hun groene kleur hebben teruggekregen en de zon weer geel is geworden” vertelde hij verder “dus wachten we nu vol ongeduld tot ook het plein weer rood kleurt. En als het plein rood kleurt kleuren ook de mooie rozen die ik voor mijn liefje heb gekocht weer rood. En dan kan ik haar eindelijk ten huwelijk vragen zoals het hoort” Perkamentus aanhoorde het liefdeskoppel en wist dat hij op de juiste plaats was. “Momentje” onderbrak hij Igor en hij zette een paar passen achteruit, haalde zijn papiertje vanonder zijn tovenaarshoed en zocht even naar de juiste spreuk. “Mag ik je boeket rozen even lenen?” vroeg hij aan Igor. Igor gaf hem het boeket en Perkamentus begon te lezen: “Kazoem Kazoem. Bloemrozen als robijn, liefdeskussen als zoete wijn, ooh wat is het fijn moest er weer rood in de wereld zijn”. Eerst gebeurde er niets. Dan voelde Isabella plots een warme gloed door haar lichaam lopen. Ook Igor begon stilaan diezelfde warme gloed te voelen. Van oost naar west begonnen ook de gebouwen op het plein terug hun oude vertrouwde rode bakstenen kleur terug te krijgen. Het grijs trok uit de rozenblaadjes en tot slot kleurden Isabella’s lippen ook opnieuw knalrood. Igor zag dit en de fonkeling in zijn ogen was voldoende voor Perkamentus om te weten dat ook deze opdracht gelukt was. Igor viel op zijn knieën, keek in de groene ogen van Isabelle en vroeg haar meteen ten huwelijk. Isabella zei meteen ja en terwijl ze kusten midden op het beroemdste plein van Rusland wandelde de tovenaar tevreden terug naar de plaats waar Skrip nog steeds lag te slapen. De duisternis viel in en Perkamentus vleide zich onder één van Skrips vleugels en viel ook in slaap. Hij droomde van de zon, van het gras en van de liefde. Van groen, geel en rood.