woensdag 21 maart 2012

HET LEVEN IS KAK EN DAN WORDT HET GRAPPIG - XANDER DE RIJCKE


Zes jaar geleden won een 18-jarige,weliswaar grappige, nietsnut uit Zelzate de Comedy Casino Cup. En deze, nog steeds rad van tong zijnde, stand-up-comedian heeft nu een boek uit getiteld: “Het Leven Is Kak En Dan Wordt Het Grappig”. Voor al wie een grappig boek verwacht kan ik al zeggen dat je bedrogen gaat uitkomen. Al wie hoopt op een serieus boek ook. Het is deels autobiografisch; deels een achter-de-schermen van de Vlaamse comedy verhaal. Geschreven in een beetje een romanstijl maar tegelijk rommelig genoeg om typisch Xander De Rijcke te zijn. Soms grappig, soms ontroerend en bij momenten nietsverhullend over zijn jeugdvrienden, het internaat, zijn collega komieken, het comedycircuit, en zijn moeder die niks van hem aantrekt.

Zijn jeugd doet wat ‘Helaasheid der dingen’ gewijs aan met veel drank, weinig school en overmatig kattekwaad. Een full time marginaal zoals hij het zelf noemt. Tegelijk zie je het ontspruiten van die creatieve kritische geest. Zijn scherpe opmerkingen tegenover zijn vrienden en leraars. Hij heeft het ook over zijn eerste ervaringen in het comedy gebeuren dankzij zijn leraar Henk Rijckaert en de belevenissen tijdens Comedy Casino Cup die hij tegen alle verwachtingen in wint voor Philippe Geubels. Zijn bewondering voor diverse collega’s in het vak zoals Alex Agnew, Geert Hoste, Iwein Segers en dan vergeet ik nog velen. Zijn adoratie van Urbanus als een soort peetvader van de comedy. Over zijn eigen peetvader waaraan hij goede herinneringen heeft en aan wie Xander zijn boek ultiem ook opdraagt. Maar ook zijn afgunst naar collega’s als Philippe Geubels die ‘toch maar tweede was in de Comedy Casino Cup maar toch meer succes boekt of een Jeff Dunham die zalen vult met enkel maar wat poppen. Een beetje meer achteraan het boek relativeert hij zijn ‘haat’ wel wat door bijvoorbeeld te stellen dat een Ann Nelissen publiek niet zijn publiek is en omgekeerd. Ieder zijn talent en ieder zijn publiek.

Xander spreekt ook over de diverse gradaties binnen de Comedy. De kleine achterzaaltjes, spelen voor 5 man en een schaap, over bejaardenfeestjes, privé optredens, de places-to-be qua open podia en de diversiteit aan publiek. Hij maakt een soort van comedy bijbel die elke organisator moet gelezen hebben om tot een leuke show te komen en die wish-list lijkt me vrij logisch al wordt er zo te lezen niet altijd rekening me gehouden. Xander houdt er leuke anekdotes aan over en beschrijft ze vaak recht voor de raap in zijn boek. De Tv optredens komen ook aan bod, hoe zijn populariteit in het circuit niet vooruit geraakt die eerste jaren (soms zelfs achteruit gaat), het probleem om nieuw materiaal te schrijven en de frustraties omdat hij niet tot het grotere circuit kan doorstoten. Het toeren met collega’s komt ook uitvoerig aan bod en de onderlinge verstandhoudingen tussen diverse Vlaamse stand-uppers wordt snel duidelijk. Het blijkt een wereldje te zijn van ons-kent-ons en ons-helpt-ons. Xanders beschermengel blijkt niemand minder dan de grote Alex Agnew te zijn. Hij erkent zijn gebreken en legt oa zijn geschil bij met Philippe Geubels en Fokke van café The Joker.

Naar het einde toe krijg je nog een stukje essentieel te bekijken materiaal voor de stand-up liefhebber als hij een overzicht geeft van zijn grote invloeden en waar hij ultiem naartoe wil met zijn eigen comedy. Dit deel spreekt misschien minder aan omdat comedy toch redelijk persoonsgebonden is en niet iedereen zin heeft om comedy ook in een andere taal dan het Nederlands tot zich te nemen. Uiteindelijk krijgt zijn eerste zaalshow ‘Mijn zoete 666” vorm en heeft hij het over try-outs,  zijn eerste shows in het grote circuit: Arenberg in Antwerpen, Capitole in Gent, De Werf in Aalst, … en de fierheid wanneer zijn eerste DVD in de rekken ligt. Xander keert op het einde nog eenmaal terug naar zijn jeugd, zijn jeugdvrienden en zijn familie en spuit nog een laatste keer zijn gal en liefde uit alvorens te besluiten dat het leven kak is en het daarna alleen maar grappig wordt. In wezen heeft hij nog gelijk ook.

Persoonlijk vond ik het enorm vlot lezen al kan het misschien te maken hebben met het feit dat dit het eerste boek is dat ik sinds de zomer effectief heb uitgelezen. Het is ook het eerste boek dat ik verslonden heb sinds ik de reeks van Dan Brown enkele jaren geleden in huis haalde. Zegt genoeg niet? Je moet niet per se van comedy of van Xander houden om het graag te lezen al is het leuker om bij een aantal personages de gezichten bij te denken. Het leest wat als een From Zero To Hero And Back And Once Again To Hero verhaal en eigenlijk is het dat ook. Xander schrijft dit op zijn vierentwintig na zes jaar in het comedy wereldje te vertoeven. Op de beloofde verfilming van Jean-Marie Pfaff zijn levensverhaal zit ik nog steeds te wachten al heb ik daar na 10 jaar De Pfaffs ook niet meteen behoefte aan. Als grammatica techneut kan je je wel ergeren aan het boek maar ikzelf lees daar zelf vaak over. Het heeft zelfs een beetje zijn charmes en dat is meteen dé reden waarom ik mijn vorige blogs nog steeds niet heb herlezen met het oog op grammaticale- en spellingscorrecties. Fuck it. Het boek is ook een voorbeeld van een leerproces van een achttienjarige die in een volwassen wereld wordt binnen gegooid die, ondanks zijn beroepskeuze, allesbehalve komisch is en waarin hij moet leren te overleven. Een leerproces dat we allemaal hebben doorgelopen en nog steeds doorlopen tot iemand uiteindelijk het licht zal uitdoen en we aan onze ‘Zwarte Parade’ beginnen. De cover vind ik trouwens geweldig een beetje refererend naar Harvey ‘two face’ Dent uit de Batman comics. Meteen ook de reden waarom ik het boek in de eerste plaats uit het rek genomen heb.

Een dikke aanrader als je geen comedy boek verwacht want Xander is bij momenten wel geniaal zot. En als je net als ik iets hebt van “Er staat KAK in de titel dus deze MOET ik lezen” kan ik alleen maar zeggen: “Waar wacht ge nog op?”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten